Foto als header

Opleiden voor de buren? Liever niet!

Lees verder 

Ruim de helft van de Nederlandse werkenden (55%) denkt dat werkgevers terughoudend zijn met scholing omdat ze vrezen hun werknemers op te leiden voor de concurrent. Dit blijkt uit onderzoek van HR-riskconsultant Robidus. Ook onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) laat die koudwatervrees zien. Jammer, want iedereen opleiden levert meer op dan een goede reclamecampagne.

 

Ruim acht op elke tien respondenten vindt dat de werkgever verantwoordelijk is voor bijscholing. Maar ruim 55 procent denkt dat hun werkgevers bang zijn dat het personeel na de opleiding vertrekt naar een andere werkgever. “Het is opmerkelijk dat zo’n hoog percentage denkt dat de werkgever niet bereid is om te investeren in personeel, terwijl opleiden van groot belang is, ook voor de werkgever zelf”, zegt Mick Netiv, directeur van Robidus.

 

Juiste kennis om langer door te werken

“Opleiden stelt de werknemer in staat zijn eigen functie langer en beter te vervullen. En met de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar in 2021 is het van belang om personeel te voorzien van de juiste kennis en vaardigheden om langer door te kunnen gaan”, aldus Netiv. Voor de organisaties zelf is het dus belangrijk dat het personeel gemotiveerd wordt om zichzelf te blijven ontwikkelen.

 

In tijdelijk investeren we nog minder

Onderzoek van het ROA laat vooral het verschil in opleiden zien tussen flexkrachten en vaste medewerkers. Een op elke drie tijdelijke medewerkers zonder uitzicht op een vast dienstverband heeft de afgelopen twee jaar een werkgerelateerde cursus gevolgd. Is er wel zicht op vast, dan is de kans op een opleiding voor het werk tien procentpunt hoger. Maar van de vaste mensen volgt een ruime helft (56 procent) elke twee jaar minstens een cursus voor het werk. Flexwerkers die een cursus voor hun werk volgen, doen dat vooral op eigen initiatief. En ze mogen het vaak ook nog eens zelf betalen. Zij zijn dan ook het meest gemotiveerd om te blijven scholen, stelt het ROA.

 

Wat opleiden oplevert

Waarom zou je als werkgever investeren in scholing voor tijdelijke mensen? Directeur de Grip van het ROA, ook hoogleraar economie in Maastricht, geeft in het FD enkele redenen. Een bedrijf dat wel investeert in vaardigheden waar de werknemer later ook nog wat aan heeft, krijgt een betere concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Het is een erkenning van de organisatie van de waarde van haar mensen. Die positieve mond-tot-mondreclame is meer waard dan jarenlang succesvol reclame maken. Dat geldt zeker als de organisatie ook zijn oudere werknemers opleidt. Ook de flexkrachten zijn met opleidingen tijdens het verblijf in eigen bedrijf deskundiger en beter gemotiveerd. De investeringen kunnen beperkt blijven door te eisen dat (tijdelijke) mensen de opleiding in hun eigen tijd volgen.

 

Boete op niet-opleiden

De ondervraagden in het Robidius-onderzoek vinden dat werknemers zelf ook initiatieven moeten nemen om hun kennis bij te spijkeren. Willen ze dat niet, dan vindt ruim een derde van de ondervraagden dat de werkgever financiële maatregelen mag treffen. “Denk aan het niet uitkeren van bonussen of tegenhouden van salarisverhogingen.” Uit het ROA-onderzoek blijkt ook dat 52 procent van de ondervraagden denkt dat laagopgeleiden minder gemotiveerd zijn om zichzelf te ontwikkelen. Opvallend is dat ook bijna de helft van de laagopgeleiden dit zelf toegeeft.

 

Verkeerde uitgaven

Volgens het CBS besteedt een bedrijf gemiddeld duizend euro per werknemer aan een opleiding. Het is niet altijd vanzelfsprekend dat deze investering op de juiste plek terecht komt. Ruim 45 procent van de Nederlanders denkt dat het geld voor bijscholing wordt uitgegeven aan werknemers die het niet nodig hebben. “Het is van belang dat de werkgever slimme keuzes maakt. Natuurlijk kost een opleiding geld, maar als het goed is, leidt een opleiding tot betere kwaliteit, hogere productiviteit en meer motivatie”, aldus Netiv.

 

Cao’s niet toekomstgericht

Ook de AWVN maakt zich zorgen over de investering in kennis. De cao’s die in 2018 worden afgesloten, zijn volgens de werkgeversvereniging te weinig gericht op de toekomst. Dat stelt directeur Gerard Groten van werkgeversvereniging: “Er wordt veel te weinig afgesproken over investeringen in de kwaliteit van de beroepsbevolking voor de lange termijn. Voor zover in cao’s wél toekomstgerichte afspraken worden gemaakt, zijn die vooral kostenverhogend.”

 

Weinig concrete afspraken

Groten constateert dat het aantal concrete afspraken over opleiding en ontwikkeling van werkenden stagneert. In 75 procent van de 2018-akkoorden staan nieuwe afspraken over duurzame inzetbaarheid. Maar slechts een afspraak op elke drie gaat over opleidingen. En het aantal afspraken met concrete plannen blijft klein. Groten noemt dit ‘zeer zorgelijk’: Groten: “We weten dat er op zeker moment een omslag in de economie en op de arbeidsmarkt komt. We weten ook dat de arbeidsmarkt snel verandert. Dan is het een gemiste kans om daar niet sterker op te anticiperen.”

Waarom werken onze ouderen niet langer door?

Opleiden voor de buren? Liever niet!

9/13
Loading ...